Hebben

We hebben niks. We hebben geen toekomst. We worstelen tussen punk en disco. We krijgen doemdenken cadeau van de tijdsgeest en lijken de jubelstemming als overlevingsstrategie aan te nemen. We hebben een bomdreiging dus het enige moment is het huidige. We gaan op stap, behalve dinsdagavond. Dat kan omdat we geloven zelfstandig te zijn. We leren en rammelen aan grenzen en zullen ontdekken dat iedere dag op stap gaan uiteindelijk niet samen gaat met het volgen van een studie. Als we op stap gaan ontmoeten we andere mensen en raken we in gesprek. Soms zijn dit mensen die we alleen op dat moment spreken, omdat we beide getuigen zijn van dit bizarre concert. Ze leiden een ander leven. We kennen elkaars achtergronden niet, we kennen elkaars levens niet.

Sommige mensen komen altijd in café’s, alsof hun bed er ook staat. Anderen zijn fladderende vlinders die het leven onderzoeken. Maar toevallig zijn we hier allebei en raken we met elkaar aan de praat. Dat komt omdat we elkaar aankijken of gewoon doordat we tegen elkaar aanlopen, met handen vol bier. De mensen en ontmoetingen zijn op woensdagavonden anders dan op vrijdagavonden. We leren van al deze ontmoetingen. We kijken naar lichaamshoudingen en volgen de gebaren van spraakzame handen. We luisteren hoe de levensstijl wordt verwoordt en vragen naar keuzes. We vragen door, want we hebben geleerd dat iemand dan hardop gaat nadenken over het antwoord. We willen weten wat die ander drijft om het naast onze eigen drijfveren te leggen. We snappen het soms niet en verplaatsen ons in de ander om de motor toch te kunnen voelen. 

Onze wereld is een onzekere wereld. Er is oorlog. Er is milieuvervuiling. Er zijn grote verschillen tussen rijk en arm. Er is honger, elders, hier niet. Er zijn hier wel te weinig woningen. We werken voor geld. We volgen een studie maar hebben geen idee of we ooit binnen het gekozen vakgebied gaan werken. Het gaat economisch niet goed en er zijn te weinig banen. We hebben het beter dan de generaties voor ons. Dat zeggen zij tegen ons en wij zeggen het tegen elkaar. We hebben eigen geld en kunnen in vrijheid onze richting kiezen. We krijgen onderwijs van vakmensen. Eerst van houtbewerkers, meubelmakers en meubelstoffeerders en later van kunstenaars. We zitten met elkaar in de kantine en drinken koffie. We hebben het over onze dromen en onze avonturen. We praten met elkaar over de liefde, over afkomst, over cool zijn. We zuchten omdat het moeilijk lijkt om anders te zijn. We zuchten omdat er geen toekomst lijkt te zijn. We zitten samen in een schoolband. We initiëren alles zelf. We koken voor elkaar. We eten bij elkaar. Soms lekker en soms iets minder. We zien andere manieren van eten en leren hoe we met elkaar samen kunnen zijn. We lachen en praten.

We leren hoe we rond komen en welke financiële keuzes we moeten maken. We zijn naïef. We denken niet goed na. We komen soms ergens terecht waar we niet willen zijn. Of we weten niet hoe we daar weer weg komen. We ploeteren. We zien scènes waarin anderen verder gaan dan goed voor ze is. We leren door met elkaar te leven. We leren van elkaar. We leren doordat we praten met elkaar. We leren omdat mensen keuzes maken, dingen meemaken en omdat ieders eigen leven zich langzaam ontvouwt. We merken dat aan het eind van de studie iedereen een andere weg gaat. Uiteenlopend van veilig, dichtbij en zoals-niet-anders-verwacht in het familiebedrijf, tot een vervolg opleiding aan de andere kant van de wereld. Iemand uit de klas schreeuwt door een psychose, in de stationstunnel van CS Rotterdam, de forenzen tegemoet dat hij de kunst-Messias in hoogst eigen persoon is. De samenhang verdwijnt een beetje naar de achtergrond en ieder volgt, ineens of langzamerhand, zijn eigen route. 

We hadden niks. En toch hadden we alles.