Praten, praten en wat daar allemaal bij komt kijken

Geborduurde vrouwen in Spakenburgse klederdracht

Drie vrouwen in een kringgesprek. Een jong meisje draait zich om, weg van dat geklets. Zonder gedetailleerd gezicht zijn deze in kruissteek geborduurde vrouwen inwisselbare types. Anonieme praters, onmiskenbaar uit Spakenburg. Een duiding met een prettige Franse slag. 

Praten. Sommige mensen praten graag. Zoals die ene meneer. Iedere keer vertelt hij hetzelfde verhaal. Een significant detail: hij is de held in zijn eigen verhaal. Niet met zoveel woorden, maar toch.
De eerste keer luisteren we met interesse. We zijn onder de indruk, applaudisseren en kloppen op zijn schouders. Daarna worden we minder enthousiast. 
Tot iedereen zich zelfs ongemakkelijk begint te voelen. Hoe moeten we reageren? Gewoon weer luisteren en de held opnieuw complimenteren? Of zeggen dat we dit verhaal al kennen? We doen niets.
Durven we niet hardop een pijnlijke opmerking te maken? Want pijnlijk is het. Niet omdat hij hetzelfde verhaal verteld, maar omdat hij steeds tijd pakt om zichzelf als held neer te zetten.

Als ik naïef nadenk over mijn medemens denk ik lief: ach, zou deze meneer niet doorhebben dat hij ons dit verhaal al zo vaak heeft verteld? Zit er een klein bordje voor zijn kop? Maar in een minder naïeve toestand denk ik iets heel anders.

Andere mensen praten luid. Zo vraag ik de meneer, die breeduit over de tweepersoonsbank hangt en in een tijdschrift leest, of de plaats naast hem vrij is. Hij schuift opzij en zegt: ‘U kunt gaan zitten.’ Ik bevind mij in een stiltecoupé. Het is een kort ritje en de trein zit vol frisse tieners die allemaal op hun telefoon kijken. Niemand praat. Een baby huilt hard en de ouders krijgen hun kind niet stil. Beschaamd kijken ze naar buiten. 

Dan gaat de ringtoon bij mijn buurman. Zonder aarzeling pakt hij de telefoon op en beantwoordt zeer luid zijn beller. ‘Ja, ik ben zelfs twee keer verzekerd.’  Hij vraagt om advies: ‘Welke moet ik kiezen?’ Deze meneer heeft nog nooit van stilte gehoord. Met de nadrukkelijke omgevingsgeluiden lach ik schaapachtig naar mijn medepassagiers. Sommigen fronsen hun wenkbrauwen. Niemand zegt wat. 

Achter in de coupé bij de huilende baby, gaat ook de telefoon. Nieuwsgierig kijk ik of papa opneemt. Hij drukt de beller weg.
Als de trein bijna het station in rijdt zet de conducteur enthousiast door de intercom alle mogelijkheden van deze trein en dit station uiteen. Op de achtergond tettert zijn radio een zomerhit. Ik krijg de slappe lach van de spoorloos verdwenen stilte.

Terwijl we staan te wachten om de trein te kunnen verlaten zegt een vrouw in een te korte jurk tegen de meneer: ‘Weet u dat u zat te bellen in een stilte coupe?’ ‘Oh, sorry, ja, maar ik werd gebeld’ ,zegt hij. De vrouw zucht en trekt tevergeefs haar jurk omlaag. 

Op de terugweg is de trein overvol, vanwege een storing elders. Buiten is het warm. Het balkon en gangpad staat vol met verhitte reizigers.
Dan gaat de telefoon. Een meneer zet fanatiek in op teleurstellingen. Zijn nieuw geleverde gordijnen waren eerst te kort en toen te lang, daarna verkeerd opgehangen door de ene monteur en vervolgens door de andere weer anders, want zo hoort dat niet. Er was altijd wat, dan weer dit en dan weer dat. Hij heeft er langzaam genoeg van en wil alleen maar een mooi resultaat. Hij lijkt vriendelijk en rustig, toch hoor ik agressie.

Dan vraagt hij:’Hoe gaan we dit oplossen?’ Als de stem aan de andere kant van de lijn geen antwoord heeft zegt hij dat het dan misschien tijd wordt om afscheid van elkaar te nemen.  

Hoe verzin je het? In een volle trein zo hard bakkeleien over je mislukte gordijnen. Hij zegt binnen drie kwartier thuis te zijn en dan, aan tafel, te zullen overleggen met zijn vrouw. Lekker babbelen over de nieuwe gordijnen.

Ik zou, als gordijnverkoper, deze meneer gauw loslaten. Ik proef in de gespeelde correctheid zoveel agressie dat ik subiet de ramen elders zou gaan opmeten. 

Tenzij je als gordijnverkoper de Franse slag aanhangt. Dan komen klanten verhalen en heb je pas echt iets om over te praten.